“Op een van mijn foto tochten bewonder ik onze Betuwe die langzaam wakker wordt. Bij het naderen van een veldje verschijnt plots een reebok, hij blijft staan op een plekje onder de wilgen. Hij kijkt mij aan met een blik vol vragen, ik zak langzaam door de knieën en richt de 500 mm, een klik en het moment ligt vast.
Ik heb een zwak voor ze, mysterieus, soms onvindbaar, maar toch volop aanwezig in onze Betuwe.
Vaak hebben ze jou eerder door dan jij hen en blijven ze stokstijf staan kijken wat er aan de hand is. Ze hebben wat gehoord maar vertrouwen op hun neus om te beoordelen wat aan de hand is, erg goede ogen hebben ze namelijk niet. Zodra ze je ruiken gaan ze er meestal met grote sprongen vandoor.
Een ontmoeting met een ree doet iets met je. De ene keer is het zien beperkt tot een kort moment, wanneer het ree wegvlucht, een ander keer is er een schijnbare rust waarbij het ree zich veilig waant door een op ervaring beruste afstand tussen zichzelf en jij als indringer in hun kleine wereld.”