Hooilanden, rietkragen, strangen, slikplaten, rivieroevers, meidoornhagen en moerasbos: de Everdinger Waarden zijn heel veelzijdig. Tussen 2000 en 2006 zijn de uiterwaarden uitgegraven, ten behoeve van dijkverzwaring. Toen de laatste zandauto wegreed, was de natuur aan zet.
Het gebied direct om het fort kent een rijkdom aan vogelsoorten. Na de herinrichting van de uiterwaarden met meer ruimte voor water, is de variatie alleen maar toegenomen. Voorbeelden zijn visdief, brandgans, bergeend, kuifeend, kluut en diverse kleine steltlopers als kleine plevier, bontbekplevier, oeverloper, witgatje, groenpootruiter en bonte strandloper. In de rietkragen broeden in het voorjaar de kleine karekiet, rietzanger, blauwborst en andere kleine zangvogels. Weidevogels als grutto en tureluur foerageren langs de oevers. Ook kun je de waterral horen en soms zien. In de winter is ook regelmatig de roerdomp aanwezig. In het vroege voorjaar is de plas een belangrijke doortrekplek voor grutto’s, waaronder de IJslandse ondersoort. Ganzen, eenden en zwanen (in de winter rusten er regelmatig kleine zwaan en soms wildezwaan) komen in grote aantallen en soorten voor. Zilverreiger (grote en kleine) en lepelaar worden met regelmaat waargenomen. Roofvogels zoals buizerd, sperwer en bruine kiekendief jagen hier. Van de boomvalk en de steenuil zijn broedgevallen bekend. Op de trek laat ook de visarend zich nogal eens zien. Bij de fortgracht wordt regelmatig het ijsvogeltje gezien. Op het fortterrein heeft enkele jaren de bosuilgebroed. Kauw en kraai heeft zich genesteld in de geschutpoorten van het oude torenfort. Inmiddels vormt dit gebied een van de belangrijkste hotspots voor vogelaars uit de regio.